Meinweg Ecotop 2016

Op zaterdag 24 september 2016 vond de negende Meinweg Ecotop plaats. Een grensoverschrijdend symposium over natuur en landschap, met als centrale thema: 'Zoogdieren in de grensregio'. De 143 deelnemers werden welkom geheten door aftredend voorzitter Stichting Nationale Parken, mevrouw Joke Kersten. Zij benadrukte in haar betoog nogmaals het belang van natuuronderzoek als basis voor beheer van de Nationale Parken. Wethouder Chrit Wolfhagen bedankte de aftredend voorzitter voor de jarenlange inzet voor de Nationale Parken in Nederland.

 

Het ochtendprogramma bestond uit vijf presentaties waarvan hieronder korte samenvattingen zijn weergegeven. De volledige presentatie is als PDF te downloaden.

Voor een fotografisch verslag van Meinweg Ecotop 2016 klik hier

Vleermuizen in het Meinweggebied. René Jansen-Bionet Natuuronderzoek

Vleermuizen behoren tot de enige vliegende zoogdieren in Nederland, in Nederland echte insecteneters zijn. Met behulp van echolocatie kunnen ze  insecten lokaliseren. Met behulp van bat -detectoren kunnen de geluiden voor mensen hoorbaar worden gemaakt. Een aantal soorten zijn daardoor herkenbaar. Vleermuizen zijn bewoners van ruimten en holten in huizen en schuren, maar ook natuurlijke holten in bomen worden benut. In Nederland komen 22 soorten vleermuizen voor. Op de Meinweg en haar bredere omgeving hebben er sinds 2009 enkele onderzoeken plaatsgevonden naar het voorkomen van vleermuizen. Tot op heden zijn 13 soorten aangetroffen waarvan er enkele in de presentatie worden toegelicht. Betere inrichting van geschikte kraam- en overwinteringsplaatsen op de Meinweg en omgeving wordt geopperd.

Vleermuizen in het Meinweggebied - René Jansen - Bionet Natuuronderzoek
1_Vleermuizen in Meinweggebied.pdf (2.64MB)
Vleermuizen in het Meinweggebied - René Jansen - Bionet Natuuronderzoek
1_Vleermuizen in Meinweggebied.pdf (2.64MB)


Uitbreiding van de Bever in Roer, Swalm en Nette - Michael Straube -NABU- Kreis Heinsberg

Begin tachtiger jaren van de vorige eeuw werd 100 jaar na haar uitroeiing Bevers uitgezet in Kreis Düren in het noorden van de Eiffel.  Vele jaren leefden ze daar zonder op te vallen. De laatste 20 jaar is het aantal Bevers zo sterk toegenomen dat dit ook in Kreis Heinsberg, Kreis Viersen, maar ook in Limburg merkbaar is. In 2016 werd in Kreis Heinsberg voor de derde keer Bevers en hun sporen gekarteerd  (Omgevallen bomen, knaagsporen aan takken, burchten, paden, dieren en hun markeringen) in alle geschikte wateren. De vele sporen toonden aan dat de Bever alle bereikbare wateren bezoekt. Waren er voorheen 8-9 territoria aanwezig, op dit moment gaat men in Kreis Heinsberg uit van 40 territoria met ongeveer 150 dieren. Ook in Kreis Viersen is het aantal Bevers sterk toegenomen in Swalm, Niers en Nette. De soort zal verder in aantal toenemen, waarbij een conflict met het aangrenzende leefgebied niet uitgesloten is. De Bever knaagt aan bomen, ook waardevolle fruitbomen, eet suikerbieten en mais en ondermijnt oeverbeschoeiing en (spoor)dijken. Ondanks de potentiële conflicten is de Bever een aanwinst voor de natuur, omdat hij door zijn knaaggedrag bijdraagt aan de biodiversiteit. Op termijn ontkomen we er niet aan om een vorm van beheer op de Bever toe te passen. Een deel van het probleem kan al opgelost worden door op oevers van beken en plassen waar de Bever aanwezig is 10-20 meter geen gewassen te telen die voor productie bestemd zijn. 

Uitbreiding van de Bever in Roer, Swalm en Nette- Michael Straube - NABU Kreis Heinsberg
2_Straube-Ecotop-2016-Biber.pdf (5.28MB)
Uitbreiding van de Bever in Roer, Swalm en Nette- Michael Straube - NABU Kreis Heinsberg
2_Straube-Ecotop-2016-Biber.pdf (5.28MB)


Braakballen als hulpmiddel bij zoogdierenonderzoek - Ernest van Asseldonk - Stichting Koekeloere.


Onderzoek naar het voorkomen van kleine zoogdieren in braakballen van uilen is niet nieuw. Het is een beproefde methode om op vrij eenvoudige wijze verspreiding en aantalsontwikkeling van met name muizen te monitoren. Aanleiding voor de presentatie is een (Duits) onderzoek van Markus Heines van het Biologisch Station Krickenbecker Seen (BSKS), welke in de periode 2009 tot heden ruim 2500 braakballen van met name Kerkuil heeft onderzocht. Er werden ruim 7200 kleine zoogdieren gedetermineerd, met name Veldmuis, Huisspitsmuis, Bosmuis en Aardmuis, samen goed voor ruim 80% van prooiaandeel in de braakballen.  In de braakballen werden ook drie soorten muizen aangetroffen die onbekend waren in het onderzoeksgebied Kreis Viersen, de gewone bosspitsmuis, de tweekleurige bosspitsmuis en de ondergrondse woelmuis. Verspreiding van deze drie soorten in het Duitse onderzoeksgebied wordt vergeleken met de verspreiding in Midden-Limburg. Hieruit blijkt dat er vanaf 2009 weinig waarnemingen van muizen in de Nederlandse Databank Flora en Fauna (NDFF) te zitten. Aangezien Kerkuil en Bosuil niet in aantal afnemen, mag worden aangenomen dat er voldoende prooidieren aanwezig zijn. Het ontbreken van waarnemingen wordt waarschijnlijk veroorzaakt door verminderde belangstelling in kleine zoogdieren, lees het structureel onderzoeken van braakballen.  Meer onderzoek naar het voorkomen van kleine zoogdieren in braakballen van uilen in Midden-Limburg wordt gepromoot.

Braakballen als hulpmiddel bij verspreidingsonderzoek van zoogdieren- Ernest van Asseldonk- Stichting Koekeloere
3_Braakballen als hulpmiddel bij Zoogdierenonderzoek.pdf (1.79MB)
Braakballen als hulpmiddel bij verspreidingsonderzoek van zoogdieren- Ernest van Asseldonk- Stichting Koekeloere
3_Braakballen als hulpmiddel bij Zoogdierenonderzoek.pdf (1.79MB)


Migratie en dispersie van Wilde zwijnen in het grensgebied - Gerard Muskens - Alterra Wageningen.

In Nederland zijn twee leefgebieden aangewezen voor het wild zwijn: De Meinweg en de Veluwe. Daarbuiten  breidt de soort zich landelijk in westelijke en noordelijke richting uit. In het verleden waren er ‘nulstand’ - en aangewezen leefgebieden. 
Op de Meinweg vindt er onderzoek plaats naar het dispersiegedrag, het terreingebruik en het verkrijgen van een beeld van aantalsschattingen alsmede leeftijdsopbouw. Het onderzoek loopt sinds 2011 waarbij tot op heden 202 zwijnen van een merkteken zijn voorzien. Om de zwijnen individueel te volgen worden ze gevangen en voorzien van een oormerk. Sommige dieren krijgen ook een oorzender of een halsbandzender. De voorlopige conclusie is dat het grootste deel van de gemerkte  “meinweg-zwijnen” een relatief klein leefgebied gebruiken en binnen het raster aan de westelijke zijde van Nationaal Park de Meinweg blijft. Uitwisseling met Duitse populatie komt voor. Zwerfgedrag vindt nauwelijks plaats. De maximale afstand nu bekend is 8 kilometer van de plek van vangst.

Migratie en dispersie van Wild zwijnen in het grensgebied - Gerard Muskens - Alterra Wageningen
4_MigratieonderzoekZwijnMeinweg-Ecotop-24sep2016_webversie_2.pdf (3.47MB)
Migratie en dispersie van Wild zwijnen in het grensgebied - Gerard Muskens - Alterra Wageningen
4_MigratieonderzoekZwijnMeinweg-Ecotop-24sep2016_webversie_2.pdf (3.47MB)


Sporenonderzoek op het Ecoduct Elmpt – Markus Heines – Biologisch Station Krickenbecker Seen (BSKS)

Gelijktijdig met de bouw van de A52 in 2009 werd een ecoduct gebouwd. De autoweg A52 doorkruist het circa 10.000 hectare grootte Grenzwald, langs de Nederlands-Duitse grens. Hierdoor wordt het voor dieren haast onmogelijk zich te verplaatsen tussen beide bosgebieden. Om te onderzoeken welke zoogdieren het ecoduct gebruiken werd in november 2010 begonnen met een sporenonderzoek. Om de sporen zichtbaar te maken werd een 2 m. brede zandstrook aangelegd over de gehele breedte van het ecoduct. De strook werd dertig dagen per jaar gecontroleerd, van midden-februari tot midden april wekelijks, daarbuiten om de veertien dagen. Tijdens ieder bezoek werden alle sporen bekeken en gefotografeerd. Daarna werd de zandstrook weer vers aangeharkt.
Het Ree werd het meest vastgesteld (690 van de 1275 sporen), gevolgd door Wild zwijn, Konijn, Vos, Das en Haas. In totaal werden 19 zoogdieren aan de hand van de sporen vastgesteld.  Het ecoduct wordt niet alleen door zoogdieren gebruikt, ook fietsers, wandelaars, motorrijders en ruiters te paard maken er gebruik van.
De inrichting van het ecoduct is nog voor verbetering vatbaar. Het oogt nog redelijk kaal, meer struiken of plekken met afvalhout zijn gewenst.

Sporenonderzoek op het Ecoduct Elmpt - Markus Heines - BSKS
5_Monitoring Grünbrücke A52 Ecotop 2.pdf (7.49MB)
Sporenonderzoek op het Ecoduct Elmpt - Markus Heines - BSKS
5_Monitoring Grünbrücke A52 Ecotop 2.pdf (7.49MB)
 

Meinweg Ecotop

Natuur in de grensstreek